In archieven is terug te vinden dat omstreeks 1200 er sprake was van een adellijk huis in Sinderen, omgeven door bossen en boerderijen. Dit geheel werd aangeduid als ‘’den hof te Sinderen’’. Deze hof, een adellijk bezit, bestond uit 3 centra, nl. het economisch centrum, het militaire centrum en het godsdienstig-cultureel centrum.
{mosmap lat=’51.9044444444444’|lon=’6.45972222222222’|zoom=’10’|text=”|marker=’1’|mapType=’Kaart’}
Economisch centrum:
Het economisch centrum was gelegen rondom het kasteel en bestond in hoofdzaak uit vele pachtboeren welke hofhorig waren aan de heren van Sinderen.
Ze bewoonden en bewerkten hun boerderij, welke eigendom was van de heren, en ze mochten er wonen tegen betaling van pacht in de vorm van geld en natura.
De natura bestond uit een derde van de oogst van rogge en haver. Wanneer deze geoogst was kwam de landheer met de mededeling dat een derde van hem was. Dat was een verplichte levering. Verder vorderde de heer een vracht hooi.
Rond november moest er een varken geleverd worden aan de kasteelheer, gedurende het jaar een aantal hoenders, eieren en tot slot een partij brandhout netjes gezaagd natuurlijk.
De boeren hadden in die tijd een moeilijk bestaan. Het grootste deel van hun opbrengsten ging naar de landheer en deze verkocht alles tegen goede prijzen. Dit was zijn economie.
Militair centrum
Het militair centrum bestond uit het kasteel met zijn grachten en ophaalbruggen. Het verkeerde in constante paraatheid omdat er vaak kans bestond aangevallen te worden door naburige heren. De pachtboeren waren verplicht zich in dienst te stellen van hun heer en hem te helpen bij de verdediging van hun kasteel.
Godsdienstig-cultureel centrum
Dit bevat de Kapel, gesticht door de voormalig heren van Sinderen omstreeks 1150. Hij deed dienst als bidkapel van het voormalige kasteel.
Tegen het eind van de 19e eeuw werd het kasteel gesloopt. De Antonius kapel is als enige getuige overgebleven van de aanwezigheid van de heren van Sinderen.
De kapel heeft in de historie ook tijden gekend dat hij nauwelijks gebruikt werd. Dit kwam dan voornamelijk door de slecht begaanbare wegen waardoor het soms een zware opgave was om van Varsseveld naar Sinderen te komen.
Bij de stichting van het kerkje werd ze genoemd de Antonius Kapel, gewijd aan H. Antonius, de beschermheilige van varkensziekten. Waarschijnlijk heeft deze stichting plaatsgevonden na 1152.
In 1660 is de kapel volkomen vernield door hevig onweer. Met behulp van collecten van naburige gemeenten werd deze weer opgebouwd in 1662.Tot 1853 deed de kapel dienst als school.
De heren van Sinderen
De geschiedenis van de heren van Sinderen gaat terug naar ca. 1230.
Albertus van Sinderen was getuige voor Graaf van Lohn te Varsseveld, in 1251 was er een zekere Rudolf van Sinderen welke advocaat was van hertog Reinals van Gelre.
In 1297 worden de broers Dirk en Arnold van Sinderen verzocht te gaan wonen op landgoed Voorst bij Zutphen om de hertog bij te staan in de strijd tegen Utrecht.
Daarna werd het geslacht Sinderen opgevolgd door de adellijke heren Avershagen, nauw verwant aan Wisch.
In de registers van Huis Bergh is na te gaan welke adellijke personen woonachtig zijn geweest op huize Sinderen.
Vanaf omstreeks 1490 worden achtereenvolgens genoemd:
Wilhelm van Averhagen; Agness van Malinckrade, weduwe van Bodlenberch.
1570 idem
1577 Wilhelm van Bodlenberch, genaamd Schirp na de dood van zijn moeder
1610 Bertram van Bodlenberch
1617 Ida margareta van Bodlenberch, gehuwd met Adolpf Warner van Pallandt
1642 jonker Johan Gyginck1677 Thomas Gyginck1687 Johan Philips Eller
1690 Catharina Gyginck
1697 Elisabeth Theodora Meinders, weduwe van Philips Eller
1710 Rutgerd Keyzer
1716 Ferdinand George Ludwig, baron van Knobelsdorff
1738 Frederik Herman Adolph. Baron van Knobelsdorff, heer tot Sinderen
1758 Wilhelmina Christina baronesse van der Dacken tot Lethe, geboren van Knobelsdorff
1762 George Daniel Luderus, baron de Voss, heer van Sinderen
Deze laatste heeft bijgedragen tot verfraaiing van het oude landgoed, hij legde bossen aan en hield een waakzaam oog op de kapel en hielp deze bewaren voor verval.
Hij overleed op 18 november 1802 en werd begraven in de grafkapel van Sinderen.
Na zijn dood huwde een van zijn dochters (Helena Voss) met wijnhandelaar Engelbert Ruebel uit Solingen. Deze aanvaardde huize Sinderen.
Ruebel overleed op 5 mei 1812 en werd begraven in de grafkelder achter de kapel. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Johan Godfried die op 12 januari 1815 huwde met Antoinette Jeanette Koenradine Diest uit de kruisberg. Johan Godfried was geen prettig persoon en leefde afgezonderd op huize Sinderen. Hij verwaarloosde het landgoed en zijn gezin..
Hij stierf op 28 januari 1861 en werd opgevolgd door zijn zoon August Ruebel. Hij was eveneens geen landheer, maar hield van vertier en de stad. Langzaam maar zeker ging het oude landgoed ten onder. Op 21 januari 1871 vertrok hij met zijn gezin naar Duitsland en huize Sinderen werd verkocht aan Jhr. Van Schuilenburch. Deze liet het landgoed verdelen in percelen, welke verkocht werden aan de omliggende boeren in 1883. Het kasteel werd gesloopt door Berendsen uit Laag Keppel.
Het enige wat heden ten dage nog over is zijn enkele grachten van oudsher en natuurlijk de Antonius kapel.