Essen- en kampenlandschap

 

Essen- en kampenlandschap
De Varsseveldse kopjes is de benaming voor het dekzandreliëf rondom Varsseveld. Dit gebied strekt zich uit van Westendorp tot Sinderen, De Heurne en Lintelo. Het gebied wordt gekenmerkt door het voorkomen van een groot aantal dekzandkopjes. Deze kleine heuvels steken één tot twee meter boven het omringende gebied uit.

EssenlandschapZe zijn ontstaan in de laatste ijstijd, het Weichselien. Toen heerste er in Nederland een zeer koud poolklimaat. Vegetatie was vrijwel geheel afwezig, waardoor de wind vrij spel had. Het zand dat door de wind werd verplaatst is toen als dekzand afgezet. Opvallend is dat het dekzand in dit gebied direct is afgezet in de vorm van dekzandkopjes. Ze zijn dus niet het gevolg van erosie van grotere dekzandruggen.

Potstalcultuur
Omdat de voedselarme zandgronden moeilijk te bebouwen waren, werden er verschillende vormen van landgebruik toegepast. Op de hoger gelegen delen van het dekzandlandschap ontstond heide die als weidegrond voor schapen en ander vee werd gebruikt. PotstalcultuurIn de IJzertijd (vanaf ca. 700 v. Chr) ontstond de zogenaamde potstalcultuur, genoemd naar de stallen waarin mest van het vee en heideplaggen verzameld werden. Elke nacht werd het vee in de stallen gehouden, waardoor de mest zich in dikke lagen oppotte (vandaar de naam). Deze mest werd gebruikt om de mineraalarme zandgronden geschikt te maken voor landbouw. Met deze plaggenmest kwam ook veel zand mee en daardoor werden de akkers in de loop van de eeuwen hoger. Zulke kampen en essen zijn in het landschap te herkennen aan hun hoge ligging, ietwat bolle oppervlak en de bruine, mineraalrijke grond. Aan de potstalcultuur kwam pas een eind met de intrede van kunstmest, in het midden van de negentiende eeuw.